Hij was hier al lang en breed ingeburgerd toen de stroom van Poolse arbeiders naar ons land op gang kwam. KRAS/Volendam-trainer Piotr Konitz. Groeide op in een cultuur van communisme. ,,De grenzen waren dicht. Je moest niet teveel zelf denken, maar de opdrachten volgen die je kreeg. Of je het er mee eens was, of niet”, omschrijft hij het keurslijf waarin hij en zijn landgenoten voor de val van de Berlijnse Muur gegoten zaten. Als eerste Poolse burger zette hij vervolgens voet op Nederlandse grond, om niet meer terug te keren. Als trainer vermengde hij invloeden van beide culturen, maar zoals hij zelf zegt, het karakter van een mens verander je nauwelijks. Dus ook niet de Poolse harde kant daarvan. Het leidde in de afgelopen maanden tot enkele botsingen, maar moet in de komende maanden ook uitmonden in finales.
,,Ik was profhandballer in Polen en speelde in het nationale team (85 caps, red.). Als topsporter had je destijds in Polen heel veel privileges, maar daar stond tegenover dat de regering had bepaald dat je Polen niet mocht verlaten voor je dertigste. Het heeft twee kanten: voor het land is het goed, de competitie werd sterk gehouden omdat spelers niet uit konden vliegen. Maar aan de andere kant zat de politiek teveel in de sport verweven. We werden eigenlijk een beetje dom gehouden: we mochten geen buitenlandse taal leren, als je met je club of het Poolse team naar het buitenland ging, dan reisden er altijd mensen mee die je niet kende. Mensen die zorgden dat je in één rechte lijn van de sporthal naar het hotel ging. Het echte communisme. Het ging om sport en discipline. Alles ging op commando, je moest gehoorzamen. Het was ‘meneer de trainer’. Een totaal andere mentaliteit dan nu, maar daar groeide je mee op, dus je wist niet beter. Eén blik van de trainer en je stond gestrekt in de houding.”
,,Mijn vader stierf toen hij 39 was, ik was toen vijftien jaar en de oudste van drie jongens. Ik werd noodgedwongen en te vroeg volwassen, want mijn moeder moest hard werken en was weinig thuis, dus ik moest het thuis runnen. Daardoor zijn we wel heel hecht als broer opgegroeid. In de jaren daarvoor was discipline ook in onze opvoeding een belangrijk woord, die opvoeding was totaal.”
,,Als je dertig werd, had je kennelijk een staat van dienst opgebouwd – bijvoorbeeld meer dan tachtig interlands, de Olympische Spelen of een WK meegemaakt – en dan mocht je de stap naar het buitenland maken als beloning voor alles wat je voor Polen had gedaan. Dan kreeg je ook hulp van het Ministerie van Sport.”
,,Ik ben vroeg uit huis uitgegaan, vanwege mijn studie aan de Sportacademie. Op een gegeven moment werd ik verkocht aan een club aan de andere kant van Polen, 400 kilometer van mijn geboortestad. Ik verdiende daar in zeven jaar tijd heel veel geld, maar ik kon niks kopen. De schappen in de winkels waren leeg, er was een bonnensysteem. Ik kwam als profhandballer echter niks te kort. In het buitenland kon ik extra dingen kopen, ook voor de kinderen.”
,,Vervolgen was er de kans om weg te gaan, toen ik dertig was. Er was een enorm koersverschil in valuta. In Polen kon ik met tweehonderd guldens in de maand salaris leven als een koning. Hier in Nederland kon ik bij eredivisieclub Tachos vijftienhonderd guldens in de maand verdienen. Dus toen mij gevraagd werd daar te gaan spelen, dacht ik: twee seizoenen spelen, veel sparen en dan kon ik eenmaal terug in Polen een mooi huis kopen.”
,,Met onze Poolse club waren we op tournee voor het spelen van demonstratiewedstrijden in Duitsland, België, in Nederland in Goes en een wedstrijdje tegen Tachos. Daar werd ik na afloop gevraagd door de voorzitter van Tachos. Toen werd alles in gang gezet en zo stond ik niet veel later in Nederland, zonder de taal machtig te zijn. Naast het handbal werkte ik wat uurtjes bij het autoschadebedrijf van de voorzitter.”
In het eerste seizoen werd hij uitgeroepen tot de beste handballer van Nederland. ,,Ik ben Tachos altijd trouw gebleven en werd na het beëindigen van mijn carrière meteen de trainer geworden, voor vijftien seizoenen.” In één van zijn laatste jaren haalde hij de finale om de landstitel, tegen Kras/Volendam, dat destijds in 2005 in Waalwijk voor het eerst landskampioen werd. ,,Volendam was toen niet te kloppen, maar had ook een brede selectie en wij moesten enkele dagen voor de beslissende derde wedstrijd met onze krappe selectie de bekerfinale spelen. Dat was te kort op elkaar.”
Zoon Bartek Konitz was toen de sterspeler en zou een jaar later naar het buitenland gaan. Vader Piotr voorspelde hem toen al een grote toekomst en dat kwam uit, want Konitz junior zou de laatste jaren onder meer voor de Poolse (- en wereld)grootmachten Vive Kielce en Wisla Plock uitkomen.
Vader Piotr verkaste ondertussen naar Bevo, waar hij ook de finale om de landstitel speelde, maar in het derde seizoen speelde de combinatie van een drukke baan, veel reistijd en het trainerschap hem parten. ,,Voor een uitzendbureau begeleidde ik Poolse mensen als ze deze kant opkwamen. Ik nam teveel hooi op mijn vork, waardoor ik mezelf gedwongen zag om even uit het handbal te stappen.”
Na twee handballoze seizoenen ging hij in op het verzoek van HARO Rotterdam om in de eerste divisie met een ultrajonge ploeg aan de slag te gaan. Daar boekte Konitz ook successen en werkte onder meer met Dani Baijens, die momenteel onder zijn leiding een uitstekende ontwikkeling doormaakt.”
HARO wilde graag met hem verder. ,,Maar toen belde Volendam en kwamen Joost Ooms en Piet Kes met hun verhaal. Ik wilde nog één keer proberen met de top van Nederland mee te draaien. Maar ik had niet verwacht dat mij zou overkomen wat hier is gebeurd. In de voorbereiding ging het prima, maar plotseling draaide ik me om en zat de bank vol met geblesseerde mensen.”
,,Ik ben naderhand gebotst met de mentaliteit van de spelers. Dat heeft te maken met iemands karakter en hoe ze de laatste jaren hier zijn opgegroeid. Daarom heb ik hard moeten optreden en dat vonden ze niet leuk. Maar je ziet nu na een paar maanden dat het begint te draaien.”
,,Ik heb aangegeven bij het bestuur dat de spelers te verwend zijn. Ze zijn gewend bepaalde dingen te krijgen en daardoor geneigd minder hard te werken. Alles is hier buiten het veld perfect geregeld, maar je moet ook zorgen dat wat op het veld staat, goed is. Volendam had een generatie spelers die de club jarenlang kampioen maakte. Ik denk niet dat het in die jaren uitmaakte welke trainer voor de groep stond. Die generatie is weg en wat aankomt, is een beetje verwend, ze zijn niet gewend om te knokken en ze verliezen als er weerstand komt.”
,,Ik heb mezelf verdiept in de laatste jaren en met mensen gesproken. En vroeg me af hoe het kon dat Volendam zoals afgelopen seizoen zulke grote nederlagen leed. Mijn aanpak is anders, dus dat roept weerstand op bij spelers. ‘Te hard werken, teveel lopen’, krijg ik te horen. Dan word ik keihard. Want ík bepaal wat hier gebeurt op het veld en als daar niet aan wordt voldaan, dan stel ik consequenties. Waarbij ik hoopte dat de spelers snel zouden gaan begrijpen waar ik heen wilde. Want door omstandigheden van zoveel geblesseerde spelers wisten we al snel dat we geen Final Four in de BeNe League zouden halen, dus moesten we die tijd ook gebruiken om aan het team duidelijk te maken wat er moest gebeuren, ook in de hoofden van de spelers. Want wij kunnen straks in de strijd om de landstitel en beker echt nog prijzen pakken. Alleen moeten alle neuzen dezelfde kant op en moeten ze ook begrijpen waarom ze iets moeten doen.”
,,Het probleem van dit seizoen is dat we bijna elke wedstrijd met 5-1 achter komen, maar dat we wel in elke wedstrijd de tweede helft winnen. Waarom? De laatste thuiswedstrijd tegen Hurry Up deden we dat wel en werd er als het ware een concert gegeven. Dat moeten we vasthouden.”
,,Ik besef heel goed dat er iets veranderde na onze eerste weken voorbereiding. Toen ging het goed, maar plotseling viel een rijtje basisspelers weg, waardoor jonge of nieuwe spelers, die de tijd moesten krijgen om er in te groeien, die tijd niet kregen maar meteen aan de bak moesten. Vervolgens zijn er ook wat wrijvingen ontstaan”, doelt hij op de disciplinaire schorsingen van Leon Geus en Jaap Beemsterboer. ,,Ik heb ze ook uitgelegd waarom. Er moest iets gebeuren: deze spelers hebben honger naar prijzen, maar zoals het het afgelopen jaar ging, dat werkt niet. Het moest anders."
,,Ik heb geen enkele wedstrijd gespeeld met dezelfde dekking. Ik ben blij dat Tom Schilder ons wilde helpen en ik hoop dat hij dat de rest van het seizoen wil blijven doen. Hij geeft rust aan de verdediging. We hebben gezien, dat als wij een beetje completer zijn, we hele goede resultaten kunnen neerzetten.”
Er is reeds gesproken over de toekomst, tussen trainer en bestuur. ,,Ik wil wel verder, maar de vraag is wat het bestuur wil. We willen in ieder geval toe naar een constructie waarin oudere jongens en talenten elkaar versterken. Gerrie Eijlers komt terug en misschien geldt dat voor meer dertigers. De afgelopen weken heeft hier een 22-jarige Serviër, midopbouwer, stage gelopen en als je zo’n speler vastlegt, dan moet je dat voor drie jaar doen en proberen Dani Baijens ook langer hier houden. Dan bouw je aan je ruggengraat van je team. Ik wil ook jongens van Jong Volendam door laten stromen. Zoals Marc Kok al regelmatig invalt en jongens als Mike Peerdeman en Rick Zwarthoed moeten ook het signaal krijgen dat we plannen met ze hebben en weten wat ze nog moeten doen om er bij te blijven.”
In de gesprekken geeft Konitz duidelijk zijn grenzen aan. ,,Ik heb mijn methode, dus als het bestuur tegen mij gaat zeggen dat er meer camera’s moeten worden opgehangen in de zaal, dan pas ik. Ik ben ook geen plannenschrijver en vind ook dat ik vooral de man ben die moet zorgen dat er op het veld sprake van ontwikkeling is, door keihard te werken. Ik ben ook geen technisch manager, die via een netwerk van managers en makelaars spelers naar Volendam haalt. Ik ben een trainer die op de vloer heeft bewezen dat mijn methode werkt en in die zaal kan ik nieuwe spelers beoordelen. We kunnen alle randvoorwaarden perfectioneren, maar alles begint op de vloer. De bloem moet van binnenuit gaan bloeien en niet van buitenaf. Inmiddels begint het netwerk van de club door toedoen van een aantal clubmensen te groeien en dat is een goede ontwikkeling.”
,,Er ontstaat hechtheid in de organisatie. Toen ik kwam, merkte ik dat er eilandjes waren. Nu werken de mensen van de fysieke training en looptraining samen, kan ik zien wat de vorderingen van de spelers in dat opzicht zijn en ook met de trainers van het tweede team en A-junioren heb ik overleg. Dat is ook mijn taak, om dat bij elkaar te brengen en dat gaat na enkele maanden steeds beter.”
,,Maar ik wil graag finales halen. En dat kan. Maar als ik met de zweep kom, dat vinden ze niet fijn. Maar het is niet dat ik alleen maar dingen opleg. Ik neem de tijd om te praten met spelers, alles uit te leggen. Het karakter van een mens veranderen, is bijna onmogelijk. Maar als je merkt dat jouw filosofie werkt, denk je dat dat de juiste is en wil je dat spelers meegaan. Maar ik krijg hier tegengas van spelers. Terwijl ze zelf aan hebben gegeven dat ze op zoek waren naar een ander type trainer. Maar handbal bestaat niet alleen maar uit leuke trainingen.”
,,Het is dus best moeilijk om over te brengen aan de groep wat ze moeten doen. Ik geef duidelijke rechte lijnen aan, maar ben wel keihard in de opvatting dat ze die moeten volgen. En ondertussen pak ik die speler bij me en zeg: zie je dat het werkt en zie je ook waarom? Je hoort ze wel eens denken: die ouwe lul met die oude methodes; maar die werken wel. Dat beginnen ze nu zelf te merken. Als wij compleet waren geweest vanaf het begin, hadden we Final Four gespeeld. We hebben in ieder geval complimenten geoogst met wat we nu hebben bereikt met de mensen die we wél tot onze beschikking hadden.”
,,Als ik hier doorga, dan benader ik de medische staf om hun opinie te geven over spelers, richting volgend jaar. Ik wist bij mijn aantreden niet dat bepaalde spelers een blessuregeschiedenis hadden en wil niet het risico lopen dat een speler bij wat flinke belasting weer geblesseerd raakt. Hoe hard die consequentie ook kan zijn voor bepaalde spelers. Het kunnen dan als mensen fantastische jongens zijn, maar als het om de wedstrijd gaat, dan ben je voor mij een handbalproduct. Dan moet je een goed werkende machine zijn die keihard werkt, verdedigt en doelpunten maakt. Ik kan daarbij in een wedstrijd op je schelden, maar een speler ook een knuffel geven. En ik bouw daarvoor wel een goed contact op met de speler. Als iemand niet speelt, leg ik altijd uit waarom. Mocht ik hier volgend seizoen trainer zijn, dan moeten de huidige spelers mij voor zich winnen in de komende maanden. En er is nooit sprake van verloren tijd, want als zij hun best doen maar hun toekomst niet hier ligt, dan vallen ze toch op bij een andere club.”
In maart begint de eredivisie en wil hij oogsten. ,,Het worden twee poules van vier. Het blijkt dat de indeling al is gemaakt en als we op deze positie staan, ontlopen wij Hurry Up en Bevo in de poule en krijgen Lions in de poule. Spelers gaven aan dat ze dat prima vonden, maar ik wil dat we de komende vijf wedstrijden in de BeNe League alles geven en dan zien we wel waar we eindigen. We moeten en hoeven niet bang te zijn voor Hurry Up en Bevo.” Maurits van Buren en Jan Josef hebben inmiddels de training hervat. Diego Jacobs heeft nog een lange weg te gaan en de Oekraïner Eduard Klyuyko gaat op stage in Denemarken.
Toch even terug naar Polen. Naar zoon Bartek. ,,Vorig seizoen kreeg hij kans Champions League te spelen bij zijn Poolse club en werd hij voor het EK gevraagd voor het Poolse nationale team. Zijn schouder was niet goed, maar hij wilde zó graag. Na het EK was alles kapot. Daar ging zijn Olympische droom. Inmiddels is de operatie bijna een jaar geleden en hij kan nog steeds niet schieten op doel. Ik hoop dat het verbetert. Anders kan hij hier nog een paar jaartjes van waarde zijn.”