Na het behalen van het BS4-diploma vorige maand, stond afgelopen weekend het volgende hoogtepunt op de agenda voor scheidsrechter Roos van Beek. Samen met haar collega uit Oss, Carlijn Kleinpenning, debuteerde zij afgelopen zondag in de Eredivisie.
Het duo Van Beek/Kleinpenning had de leiding over Fortissimo – VOC. Het duel tussen de promovendus en de huidige landskampioen ging in de eerste helft gelijk op, maar de Amsterdammers wisten in de tweede helft de voorsprong uit te bouwen.
Van Beek: ‘Vooraf waren er natuurlijk wel wat zenuwen, maar eigenlijk gingen die ook vrij snel weer weg. Veel meiden bij VOC hebben we op de HandbalAcademie of bij selecties van Jong Oranje al gefloten tijdens oefenwedstrijden. Fortissimo is gepromoveerd uit de Eerste Divisie, waar wij vorig seizoen ook actief waren. Dit betekent natuurlijk niet dat het makkelijk zou worden, maar het zorgde wel voor iets meer rust. Voor de wedstrijd zeiden we tegen elkaar dat we vooral moeten genieten. Niet alleen omdat het voorlopig de laatste wedstrijd zou kunnen zijn i.v.m. Corona, maar ook omdat je debuut iets is wat je nooit meer vergeet.’
Het 19-jarige duo kan tevreden terugkijken op hun eerste wedstrijd op het hoogste damesniveau. ‘Volgens de rapporteur hebben we een prima debuutwedstrijd gefloten. Natuurlijk hebben we ook foutjes gemaakt. Ergens baal ik daar wel van, want zo’n wedstrijd blijft voor altijd in je geheugen zitten. Maar aan de andere kant denk ik, hoe vaak wordt een wedstrijd helemaal foutloos gefloten? Laat staan een debuutwedstrijd. We gaan zoals bij elke wedstrijd de beelden evalueren, zodat we verbeterpunten kunnen verzamelen voor de volgende wedstrijden. Uiteindelijk leer je ook van de fouten die je maakt.’
Ook voor Van Beek ligt de competitie nu stil. ‘Ik vind het heel erg jammer, maar het is niet anders. Ik ben in ieder geval blij dat we nog hebben kunnen debuteren. Voor nu is het veel spelregels blijven herhalen, beelden van collega’s bekijken, elke week een extra rondje hardlopen en hopen dat het aantal besmettingen snel daalt, zodat we snel weer op het veld kunnen staan.’